Preek van de week – The battle is van de HEER

Jozua 5

13Toen ​Jozua​ eens in de omgeving van ​Jericho​ liep, zag hij plotseling een man tegenover zich met een getrokken ​zwaard​ in de hand. ​Jozua​ ging op hem af en vroeg: ‘Hoor je bij ons of bij de vijand?’ 14De man antwoordde: ‘Bij geen van beide, ik ben de aanvoerder van het ​leger​ van de HEER. Daarom ben ik hier.’ ​Jozua​ viel op zijn knieën, boog diep voorover en vroeg hem: ‘Mijn heer, ik ben uw dienaar, wat beveelt u mij?’ 15De aanvoerder van het ​leger​ van de HEER zei tegen ​Jozua: ‘Trek je ​sandalen​ uit, want de plaats waarop je staat is ​heilig.’ ​Jozua​ deed wat hem bevolen was.

Jozua 6

61Jericho​ was toen al volkomen afgegrendeld uit angst voor de Israëlieten, er kon niemand in of uit. 2De HEER zei tegen ​Jozua: ‘Ik lever ​Jericho​ met zijn ​koning​ en al zijn dappere helden aan je uit. 3Jullie moeten om de stad trekken; alle weerbare mannen moeten eenmaal om de stad gaan, en dat zes dagen achter elkaar. 4Er moeten zeven ​priesters​ met zeven ramshoorns voor de ​ark​ van het ​verbond​ uit gaan. Maar op de zevende dag moeten jullie zevenmaal om de stad trekken. De ​priesters​ moeten op de ramshoorns blazen, 5en als het volk die hoort klinken moet het uitbarsten in luid geschreeuw. De ​muur​ van de stad zal dan instorten en iedereen zal de stad binnenklimmen vanaf de plaats waar hij zich bevindt.’

6Jozua, de zoon van Nun, liet toen de ​priesters​ komen en gaf hun de opdracht: ‘Neem de ​ark​ van het ​verbond​ op. Zeven ​priesters​ moeten met zeven ramshoorns voor de ​ark​ van de HEER​ uit gaan.’ 7En tegen het volk zei hij: ‘Trek op naar de stad, trek eromheen en laat de voorhoede van het ​leger​ voor de ​ark​ van de HEER​ uit gaan.’ 8Het gebeurde zoals ​Jozua​ het volk had opgedragen. Zeven ​priesters​ gingen met zeven ramshoorns voor de HEER uit; ze trokken al blazend op de ramshoorns op naar de stad. De ​ark​ van het ​verbond​ met de HEER kwam achter hen aan, 9de voorhoede ging voor de ​priesters​ uit die op de ramshoorns bliezen en de rest van het volk kwam achter de ​ark. De ramshoorns klonken onophoudelijk, 10maar ​Jozua​ had strijdkreten verboden. ‘Laat uw stem niet horen,’ had hij gezegd, ‘slaak geen enkele kreet tot het moment waarop ik u dat beveel.’ 11Jozua​ liet de ​ark​ van de HEER​ eenmaal om de hele stad trekken. Daarna ging het volk terug naar het kamp, waar het overnachtte.

12De volgende dag stond ​Jozua​ in alle vroegte op. De ​priesters​ namen de ​ark​ van de HEER​ op, 13de zeven ​priesters​ met de zeven ramshoorns trokken al blazend op de hoorns voor de ​ark​ van de HEER​ uit, de voorhoede ging voor hen uit en de rest van het volk kwam achter de ​ark​ van de HEER. Onophoudelijk klonken de ramshoorns. 14De Israëlieten trokken ook op de tweede dag eenmaal om de stad en gingen daarna terug naar het kamp. Zo deden ze zes dagen.

15Op de zevende dag stonden ze bij dageraad op en trokken op dezelfde wijze zevenmaal om de stad. Alleen op deze dag trokken ze zevenmaal om de stad, 16en bij de zevende maal, toen de ​priesters​ de ramshoorns lieten klinken, riep ​Jozua​ tegen het volk: ‘Schreeuw, want de HEER heeft u ​Jericho​ in handen gegeven! 17Maar op de stad en alles wat erin is rust de ​ban​ van de HEER: ze is onvoorwaardelijk aan de HEER gewijd en moet vernietigd worden. Alleen de ​hoer​ Rachab mag in leven blijven, samen met iedereen die bij haar in huis is, want zij heeft onze verkenners een schuilplaats gegeven. 18Maar denk eraan dat op al het andere een ​ban​ rust. Dus vernietig de stad maar maak niets buit, zodat u niet Israëls eigen kamp aan de vernietiging prijsgeeft en Israël in het ongeluk stort. 19Al het zilver en goud en alle voorwerpen van koper, ​brons​ en ijzer zijn aan de HEER gewijd; alles gaat naar de schatkamer van de HEER.’

20Toen de ramshoorns klonken, brak het volk uit in een donderend geschreeuw. De ​muur​ stortte in en iedereen klom de stad binnen vanaf de plaats waar hij zich bevond. Ze namen de stad in 21en doodden alles wat erin was, zowel mannen als vrouwen, zowel ​kinderen​ als bejaarden, zowel runderen en schapen als ezels. 22Maar ​Jozua​ zei tegen de twee mannen die het gebied hadden verkend: ‘Ga naar het ​huis​ van die ​hoer​ en breng haar met haar hele ​familie​ naar buiten, zoals jullie haar hebben gezworen.’ 23De verkenners brachten Rachab naar buiten, samen met haar vader en moeder, broers en verdere ​familie. Kortom, ze brachten haar met al haar verwanten naar buiten en gaven hun een verblijfplaats buiten het kamp van Israël. 24De Israëlieten lieten de stad met alles wat erin was in vlammen opgaan; alleen het zilver en goud en de koperen, ​bronzen​ en ijzeren voorwerpen brachten ze in de schatkamer van het ​heiligdom​ van de HEER. 25Maar de ​hoer​ Rachab werd door ​Jozua​ gespaard, samen met iedereen die tot haar ​familie​ behoorde. Hun nakomelingen wonen tot op de dag van vandaag onder de Israëlieten, want Rachab had de mannen die in opdracht van ​Jozua​ ​Jericho​ moesten verkennen een schuilplaats gegeven.

26Jozua​ liet het volk de volgende eed zweren: ‘Wij ​vervloeken​ ten overstaan van de HEER iedere man die het waagt deze stad, ​Jericho, weer op te bouwen. Hij zal de fundamenten leggen ten koste van zijn oudste zoon en de ​poortdeuren​ bevestigen ten koste van zijn jongste zoon.’ 27En de HEER stond ​Jozua​ bij en zijn roem ging door het hele land.

Facebook
Twitter
Email

Every Giant Will Fall

Gmail

More than one instance of Sumo is attempting to start on this page. Please check that you are only loading Sumo once per page.


Terug naar nieuwsoverzicht
NGK de Pelgrim
NGK de Pelgrim